In het nieuwe nummer van HuisartsenService, dat onlangs verscheen, staat een interview met gezondheidswetenschapper Guus Schrijvers. Hierin betoogt hij dat het voor de zorg goed zou zijn als huisartsen bereid zijn andere artsen toe te laten tot de eerstelijn. Het interview werd, samen met een groot deel van de redactie van het magazine en de vormgeving, verzorgd door buro33.
Guus Schrijvers
‘Denk in verbeelding en het gezamenlijke belang van een zo goed mogelijke volksgezondheid’
door Edgar Kruize
Guus Schrijvers (1949) is tussen 1987 en 2012 werkzaam geweest als Hoogleraar Public Health bij de medische faculteit van de Universiteit Utrecht. Sinds 1 oktober 2012 is Schrijvers met emeritaat, wat echter niet bete- kent dat hij stil zit. Als gezondheidswetenschapper annex -econoom is hij nog altijd lid van diverse commissies en stuurgroepen, geeft hij presentaties en lezingen, is hij gespecialiseerd in het adviseren van organisaties op het terrein van samenwerkingen, strategisch beleid, financieel management en kwaliteitsbeleid en is hij auteur van boeken als ‘Zorginnovatie Volgens Het Cappuccinomodel; Voor Hetzelfde Geld Een Betere Gezondheidszorg’.
“Ik ben nu 73 jaar oud en kan wat mij betreft nog zeker twaalf jaar mee”, zo lacht hij. “Inmiddels zijn we ruim 35 jaar verder sinds ik mijn loopbaan aan de Universiteit Utrecht startte en in al die jaren heb ik alle gezondheidsvraagstukken op de voet gevolgd. Ik heb mij altijd beziggehouden met innovaties met het oog op kosten, kwaliteit en continuïteit. Volksgezondheid – en de kijk daarop – blijft zich evolueren en ik vind dat mateloos interessant. Je zou kunnen zeggen dat het mijn lust en mijn leven is. Niet voor niets werk ik ondanks mijn emiraat nog zo’n 30 uur per week en ik geniet enorm van de rol van ‘bijzitprofessor’ die ik nu inneem. Ik kan vanaf de zijlijn advies geven en dat doe ik onpartijdig met de totale volksgezondheid als uitgangspunt.”
Roep om samenwerking
Een van de zaken waar Schrijvers zich jarenlang mee be- zig heeft gehouden, is marktwerking in de zorg. Hij heeft zich in zijn professionele leven altijd als tegenstander daarvan opgeworpen. Terwijl veel zorginnovaties zich in die periode juist in dat concurrerende gebied ontwikkelden. “Momenteel is het tij echter aan het keren en zie je steeds meer partijen kijken naar hoe zorg verbeterd kan worden niet door marktwerking, maar door een verbeterde samenwerking. Tussen huisarts en ziekenhuis, tussen huisarts en GGZ, noem maar op. Dergelijke wensen tot samenwerking roepen allerlei vragen op. Er is consensus dat we niet door moeten gaan op het pad van marktwerking en concurrentie. Maar hoe moet het dan wel? Hoe kan je het stelsel veranderen zonder dat er winnaars of verliezers zijn? Ik vind het erg aardig dat men dan met regelmaat zegt ‘moeten we die oude Schrijvers niet van stal halen, die heeft daar al jaren ideeën over’. De manier waarop we in Nederland omgaan met zorg is op een uitermate interessant punt aanbeland, het is prikkelend om over de toekomst en over betere manieren van zorg leveren na te denken.”
‘Er wordt bij geestelijke gezondheidszorg vaak niet gekeken naar de levensfase waarin een patiënt verkeert’
Leeftijdsgebonden zorg
Volgens Schrijvers is een van de zaken die in acht geno- men zou moeten worden voor een meer efficiënte zorg het meer doelgroepsgericht denken. “Niet meer het zogenaamde ‘IMA-moel’, iedereen moet alles”, zo stelt hij. “Neem nu het gebied van geestelijke gezondheidszorg. Goede zorg aan patiënten met psychische klachten is een groot deel van het huisartsenvak. En vaak wordt dat door de huisarts met een POH-GGZ ingericht. Daarbij wordt vaak niet gekeken naar de levensfase waarin een patiënt verkeert. Als een kind buikpijn heeft omdat deze de gevoelens van stress in huis door ruziënde ouders niet kan verwerken, vergt dat totaal andere zorg dan voor een volwassene die burn-out klachten heeft. Ik zou willen pleiten voor een betere verdeling. Genoemd kind met klachten die het moeilijk onder woorden kan brengen heeft baat bij een samenwerking tussen huisarts en POH-jeugd. Voorts heb je de groep jongvolwassenen, die experimenteert doorgaans met alcohol en drugs, worstelt met vra- gen over partnerkeuze, beroepskeuze of het vinden van een woning. Die groep is bij uitstek bij een POH-GGZ aan het juiste adres. De levensfase daarna draait wat betreft geestelijke gezondheid veelal om het werkende leven, waar veel stress uit voortkomt. Als huisarts zou je zulke patiënten voor de juiste hulp twee vragen moeten stellen. Allereerst de vraag of diens gevoelens werkgerelateerd zijn. En als tweede de vraag in hoeverre de wil om te her- stellen iets met het werk te maken heeft. Mensen in het beroepsleven die met burn-outs of depressieve klachten te maken hebben, komen al snel uit bij basis-GGZ voor de beste hulp.”
Brede eerstelijn
Schrijvers beaamt dat er los van genoemde groepen en klachten altijd ook nog een groep is met chronische psychiatrische aandoeningen. Een groep die niet ‘beter’ wordt omdat hun problemen in het brein zitten. “Je moet heel goed het onderscheid maken tussen hulp aan patiënten die geestelijke gezondheidsklachten hebben door hetgeen er van buitenaf op hen af komt – stress, verdriet, noem maar op – en de relatief kleine groep mensen waarvan de wanen en depressies van binnenuit komen. Die laatste groep, daar zijn de professionals voor met de geschikte opleidingen. Daar moet de huisarts zich zo min mogelijk mee bemoeien. Uiteraard kan het voorkomen dat je die mensen behandelt voor zaken die bij je taak als huisarts horen. Maar je moet goed communiceren dat de begeleiding van die mensen wat betreft hun geestelijke gezondheid elders ligt.”
Tenslotte is er de leeftijdsgroep ouderen die een laatste fase vormt in de ‘doelgroepszorg’ zoals Schrijvers die voor zich ziet. “In het verleden werden die veelal gezien door verpleeghuisartsen, maar die zorg is al anders ingericht en dus zijn het nu de specialisten ouderengeneeskunde die deze mensen zien. Persoonlijk zou ik graag deze in de eerstelijn laten werken. Zij kunnen veel van de overbelaste huisarsenzorg overnemen. Op eenzelfde manier wil ik ook pleiten – en dat doe ik al twintig jaar – voor bedrijfsartsen in de eerstelijn voor de zorg voor genoemde mensen met een burn-out, voor jeugdartsen met het oog op de jongere doelgroep, psychiaters zitten al in mijn verhaal richting de GGZ-beroepsgroep. Zo krijg je een brede eerstelijn waarin de huisarts niet meer als enige opereert, maar waarin samenwerking tot een verbeterde zorg kan leiden. Gespecialiseerd maar niet voor het ziekenhuis. Focus op volksgezondheid voor elke levensfase.”
Onkruid wieden
Moet dan de gehele eerstelijn en de gehele GGZ op de schop? Schrijvers vindt van niet. Hij vindt dat het een organisch proces zou moeten worden waarin initiatieven stapsgewijs worden bedacht, getoetst en geborgd en bij succes breed geïmplementeerd. Je moet het een beetje laten groeien en bloeien en bijsturen op een manier zoals in de tuin onkruid verwijderd wordt. Zo verandert je tuin ook geleidelijk. Uiteraard allemaal binnen de wet- en regelgeving, maar dat vraagt ook om een faciliterende overheid die meedenkt en meebeweegt. Een goed voorbeeld daarvan is een project waar ik jaren geleden bij betrokken was, waarin de term ‘thuishulp’ is aangepast naar ‘hulp in de thuissituatie’. Want als je de term thuishulp heel strikt interpreteert, dan betekent dit dat een patiënt alleen geholpen kan worden als deze thuis is. Terwijl deze patiënt bijvoorbeeld ook een tijdje bij een familielid in huis mantelzorg kan krijgen en dan volgens de officiële regels geen recht meer zou hebben op ‘thuishulp’. Zo’n ogenschijnlijk kleine aanpassing in de regelgeving is een innovatie geweest en het mooie is dat deze vanuit het werkveld kwam. Je merkt dat het niet werkt als er vanuit een ivoren toren iets wordt bedacht en dat het dan – en dit vind ik een vies woord – uitgerold moet worden. Dat werkt niet, omdat het geen rekening houdt met de dagelijkse praktijk van een huisarts of GGZ-medewerker. Maar vanuit het veld kunnen initiatieven en manieren tot samenwerking wel groeien en bloeien. Het is een niet te controleren ‘creative chaos’ waaruit de beste ideeën komen.”
‘Het is een niet te controleren ‘creative chaos’ waaruit de beste ideeën komen’
“Wat ik met name doe is ‘horizon scouting’, zien waar de processen in grote lijnen naartoe bewegen. Je ziet op die manier ook in de eerstelijnszorg ontwikkelingen ontstaan waarin er pioniers zijn en waarin een bepaalde groep – veelal de solisten – steeds verder in de achterhoede raken. Met alle stress die dat weer voor hen oplevert. Ik zou ook hen willen aanraden om meer de samenwerking te zoeken, meer naar buiten te reiken. Niet denken in concurrentie, maar in verbeelding en het gezamenlijke belang van een zo goed mogelijke volksgezondheid. Ik hoop daarom oprecht dat steeds meer huisartsen bereid zullen zijn om andere artsen toe te laten tot de eerstelijn. Ik ben ervan overtuigd dat de sleutel tot een sterkere eerstelijnszorg uiteindelijk ligt in genoemde brede eerstelijn, met een focus op elke levensfase.”
[Dit door buro33 verzorgde artikel artikel is oorspronkelijk verschenen in HuisartsenService editie 2, 2023]